Op zondag 23 januari 2022 ging ik voor in de VPKB Ieper. Aan de hand van de Schriftlezingen uit 1 Samuël 3:1-10 en Johannes 1:43-51 sprak ik over de moeheid en gelatenheid van de priester Eli, maar ook over de hoop van het kind Samuël. Dit deed ik in de context van de schandalen die in de afgelopen week aan het licht kwamen bij The Voice of Holland.
Afgelopen week is er in Nederland een behoorlijke bom gebarsten. Ruim tien jaar geleden creëerde programmamaker John de Mol de Voice of Holland. In dit programma kunnen onbekende zangers en zangeressen onder begeleiding van een coach hun talenten ontwikkelen. Dit programma is inmiddels zo populair dat veel landen hun eigen The Voice hebben, zoals The Voice Vlaanderen. Maar afgelopen week werd in een documentaire van BOOS concrete beschuldigingen geuit richting twee coaches en een aantal andere figuren in de organisatie van The Voice of Holland. In de documentaire worden deze figuren beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag richting jonge vrouwelijke kandidaten. Dit deden ze vanuit hun positie als autoriteiten. Ze hadden grote invloed op het verloop van het programma en daarmee ook op het verloop van de zangcarrière van deze deelneemsters. Dat maakte het voor deze vrouwen extra lastig om hier iets van te zeggen.
Maar waarom begin ik hierover in een preek over de roeping van Samuël? Nou, nu is het zo dat de situatie in de tempel waar Samuël door God geroepen werd behoorlijk veel leek op de set van The Voice of Holland. Het verhaal vond plaats in de laatste dagen van de rechters. Eli diende als priester in de tempel in Silo, en God had hem ook als rechter van het volk aangesteld. Maar in die tijd ging het helemaal niet goed met Israël. Aan het einde van het boek Rechters wordt de situatie omschreven waar Eli en het volk zich in begaven: ‘In die tijd was er geen koning in Israël; iedereen deed wat goed was in zijn eigen ogen.’ (Recht. 21:25) In die tijd was er niemand die het volk richting gaf. Daarom werd onze schriftlezing ook ingeleid met de woorden: ‘Er klonken in die tijd zelden woorden van de HEER.’ (1 Sam 3:1) God zelf bleef stil, en er was niemand die namens Hem sprak.
Eli was een oude priester. Hij kende de wet van Mozes wel, en hij deed wat hij moest doen, maar hij was moe van de stilte. Misschien geloofde hij nog wel in zijn jonge jaren in een God die zou ingrijpen, maar inmiddels had hij zich erbij neergelegd. Het volk misdroeg zich. Ze leefden in ellende, en God bleef stil. Dat is hoe het is, onder die omstandigheden zou hij sterven. Hij had ook twee zonen, Chofni en Pinechas. Net als hun vader hadden ze hun hoop op de Heer opgegeven. Daarom misdroegen ze zich en ze begingen grote overtredingen. Ze steelden de goede stukken vlees van de mensen die dieren naar de tempel brachten als offers voor de Heer. Sterker nog, als priesters, als autoriteiten in de tempel, vergrepen ze zich aan de vrouwen die naar de tempel kwamen om God te dienen. Eli reageerde er maar gelaten op. Hij sprak ze er wel op aan, maar daar bleef het dan ook bij. Hij kreeg zelf elke avond een goed stuk vlees voorgeschoteld. Hij had een goed bed, een dak boven zijn hoofd, het was wel goed zo. Daarom staat er: ‘Zijn ogen waren dof geworden, hij kon bijna niet meer zien.’ (1 Sam 3:2) Dit gaat niet alleen over een fysieke blindheid, maar ook over een geestelijke blindheid. Zijn moeheid en gelatenheid maakte dat hij de woorden van God niet meer kon horen. Ik moet denken aan de woorden die Jezus sprak in de Bergrede:
22 Het oog is de lamp van het lichaam. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. 23 Maar als je oog troebel is, zal er in heel je lichaam duisternis zijn. Als het licht in jezelf verduisterd is, hoe groot is dan die duisternis! (Mattheüs 6:22)
De ogen van Eli waren troebel geworden, het licht van God brak daar niet meer door. Daarom was hij zo gelaten, daarom konden zijn zonen misbruik maken van hun machtspositie, daarom bleef het volk verdwaald in het rond dolen. Maar, zo vertelt het verhaal, de lamp van God was nog niet gedoofd. Eli en het volk hoorde en zag God niet meer, maar God zelf was nog wel aanwezig. Zijn licht scheen nog steeds, ook toen er niemand meer was die het kon zien.
Vervolgens lezen wij over het kind Samuël. Hij diende God in de tempel onder toezicht van Eli. Maar deze jonge Samuël had nog niet de hoop opgegeven. Hij geloofde oprecht en met een kinderlijk hart diende hij God. Hij nam geen genoegen met een goed stuk vlees en een comfortabel bed. Nee, hij sliep op de grond nabij de ark van God. Dag en nacht leefde hij in aanbidding tot God. Daarom waren zijn ogen nog helder. Op een nacht toen hij lag te slapen riep God hem: ‘Samuël! Samuël!’ Samuël stond snel op en rende naar Eli. Hij dacht immers dat Eli hem geroepen had, en hij zei, en ik zeg het in het Hebreeuws: ‘Hinnēnî.’ ‘Kijk naar mij,’ ‘Hier ben ik.’ Dit waren dezelfde woorden waar Abraham, Isaak, Jacob en Mozes mee antwoordden toen God hen riep. Hij presenteerde zichzelf aan de roepstem van zijn meester. Maar Eli had de jongen helemaal niet geroepen. Daarom stuurde hij hem terug naar bed. Toen riep God opnieuw: ‘Samuël, Samuël!’ Opnieuw stond Samuël op en hij rende naar Eli met de woorden: ‘Hinnēnî, hier ben ik.’ En opnieuw stuurde Eli de jongen terug naar bed. Hij had nog niet door dat het God was die Samuël riep. Toen riep God voor een derde keer: ‘Samuël, Samuël!’ Voor de derde keer stond Samuël op en hij rende naar Eli en zei: ‘Hinnēnî, hier ben ik.’ Toen begreep Eli wat er aan de hand was. Hij legde Samuël uit dat het God was die hem riep. Toen Samuël zich terug had neergelegd kwam de Heer het heiligdom van de tempel binnen, waar Samuël lag te slapen. Hij ging bij de jongen staan en zei: ‘Samuël, Samuël.’ De jongen stond op en zei: ‘Spreek, uw dienaar luistert.’ Samen met zijn voorvaders Abraham, Isaak en Jacob antwoordde hij op de roepstem van God: ‘Hinnēnî, hier ben ik, Heer. Uw dienaar luistert.’
Aan het einde van het hoofdstuk staat hoe het Samuël verder verging:
19 Samuel groeide op. De HEER stond hem bij en liet al zijn woorden in vervulling gaan. 20 Daardoor kwam iedereen in Israël, van Dan tot Berseba, tot de erkenning dat Samuel door de HEER als profeet was aangewezen. 21 In de jaren daarna bleef de HEER in Silo verschijnen. Hij maakte zich daar aan Samuel bekend door het woord tot hem te richten. 1 En heel Israël luisterde naar Samuels woorden. (1 Samuël 3:19-4:1)
Dus, in het verhaal hebben wij twee hoofdpersonages. De oude Eli die blind was geworden door de ellende van de tijd, en Samuël, die ervoor koos om bij de ark van God te slapen.
Ik geloof dat velen van ons zich goed kunnen herkennen in Eli. Het lijkt zo vaak dat God ijzig stil blijft. Ondertussen herkennen wij ook die woorden van Rechters: ‘Ieder doet wat goed is in zijn eigen ogen.’ In de meeste culturen delen de mensen een godsdienst en daarmee ook een gedeelde set aan normen en waarden. Maar in onze westerse wereld is dat niet langer zo. De ‘IK’ staat centraal, en net als in de tijd van de rechters zijn wij er daarom zelf op aangewezen zelf te bepalen wat goed en kwaad is, iets dat wij helemaal niet kunnen. En dan zetten wij het nieuws aan en dan horen wij de verhalen die Eli hoorde over zijn zonen. Verhalen over misbruik bij The Voice, maar ook verhalen over de voormalige paus Joseph Ratzinger die misbruikschandalen in de doofpot heeft gestoken. Dat is heel schokkend en ongemakkelijk. Er is zoveel corruptie en er zijn zoveel schandalen dat wij er moe van worden. Dat is die gelatenheid van Eli: ‘Ik ben moe, misschien is het maar beter dat ik gewoon doe wat ik moet doen. Ik heb een dak boven mijn hoofd, een goed stuk vlees op mijn bord, het is wel goed zo.’
God roept ons echter om onze ziel niet zo te laten verblinden als de ziel van Eli. We moeten niet als Nathanaël onder de vijgenboom gaan zitten en genoegen nemen met het leven zoals het is. Maar wat dan wel? De tegenovergestelde reactie is dat wij krampachtig in actie schieten. Dat wij mee wandelen in marsen en protesten tegen alles wat volgens ons niet klopt. Dat wij in chronische ontevredenheid onze vuist opsteken tegen een wereld die maar onvolmaakt blijft. Maar ook dat is niet het antwoord.
Samuël legde zich neer bij de ark van God. God kwam bij hem staan en begon te spreken. Zijn leven kreeg hierdoor richting en hij kon de woorden van God ook vertolken naar het volk van Israël, dat net zo’n grote nood had aan diezelfde richting. Nathanaël en de andere leerlingen besloten Jezus te volgen, en, zoals Jezus zei: ‘Ze zagen de hemel opengaan, en de engelen van God zagen ze omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’
Dus als u zich herkent in die moeheid en gelatenheid van Eli, dan is mijn vraag aan u: Hoeveel tijd brengt u door in nabijheid en aanbidding van God? Legt u die lasten ook neer in gebed bij God? Ik ben er namelijk heilig van overtuigd dat ook in onze tijd de lamp van God nog niet gedoofd is. Amen.
Comments